|
De Quetzalcichlide
Vieja (Cichlasoma) synspila (Hubbs,1935 Het
leger van liefhebbers van Midden-Amerikaanse cichliden is de laatste jaren behoorlijk
uitgedund. Het valt niet zo moeilijk daar een verklaring voor te geven. Want behalve
de terugloop van liefhebbers waar elke tak van onze hobby momenteel mee te kampen
heeft, spreekt ook hun formaat een woordje mee. Immers voor het merendeel van
deze dieren moet je toch beschikken over een een aquarium met niet onaanzienlijke
afmetingen, wil je ze tenminste op een verantwoorde manier onderbrengen.
Een van de vertegenwoordigers van deze cichliden uit
de bulldozerklasse spreekt vanwege zijn wel bijzonder fraaie kleurenkleed nog
steeds tot de verbeelding. Vieja
synspila heet ze sinds
de laatste revisie van het vergaargeslacht Cichlasoma. Daarmee spreken
we niet alleen van een van de mooiste, maar ook van een van de grotere soorten.
De literatuur geeft 30 cm aan, maar persoonlijk zag ik exemplaren die nog wel
een centimetertje of 10 groter groeiden. Zeer imposant hierbij was de in het mannelijk
geslacht inmiddels tot behoorlijke proporties uitgegroeide voorhoofdsbult. Neem
daarbij, dat ze omwille van een gezonde paarvorming, 't best in een wat grotere
groep met sociale structuur verzorgd kunnen worden. Dan zal duidelijk zijn dat,
hoewel een rustige en vooral ook vreedzame soort, we de dieren zouden straffen
met een onderkomen kleiner dan 180 l x 60 b x 50 h cm.
Paul Loiselle gaf
in ze 1978 de toepasselijke naam van quetzalcichlide, omdat hij in zijn kleurpalet
doet denken aan de quetzal, een vogel die in Costa Rica en Guatemala leeft. De
laatste staat heeft de quetzal zelfs in haar wapen opgenomen. Deze prachtige cichlide
stamt, dat is onder aquariumliefhebbers algemeen bekend, van de Atlantische kust
van Midden-Amerika. Vanaf de Rio Usumacinta tot aan Belize. Wat velen echter niet
weten, en wat misschien ook wel tot verwondering stemt, is het feit dat ze ook
in bijna zuiver zeewater voorkomen. In de "Laguna's"om Bacalar, een
stadje dicht bij de grens met Belize, komen ze in groepen van wel 50 stuks voor.
Ik vertaal even voor u wat Ernst Sosna erover schreef in Aquaristik Fachmagazin
nr. 148 aug/sept '99:"het water weerspiegelt, afhankelijk van diepte
en lichtinval, iedere kleurschakering tussen lichtgroen en donkerblauw. Op de
in het water uitstekende wortels of de in het water liggende takken hebben zich
bizarre kalkafzettingen gevormd. Mijn metingen bevestigen deze klaarblijkelijke
aanduidingen van een hoge hardheidsgraad.: GH 35o dH, KH 11o dH, pH 8,5. Het water
is op windstille dagen helder en maakt het mogelijk tot op een diepte van 5 m
te kijken. De temperatuur schommelde in april tussen 28 en 30o C" Einde
citaat Ja, ze
houden van graven. En planten mogen niet in hun blikveld komen. Bovendien zijn
de dieren herbivoor. d.w.z. ze lusten wel een wel groen blaadje, en dat zonder
dat ze oude bok zijn. Planten laten ze dus niet staan. Daar kan beter van worden
afgezien, terwijl plantaardige kost niet op het menu mag ontbreken. Rijk aan karoteen;
dat haalt de kleur op. Voor de inrichting van een aquarium voor deze dieren,
die verder weinig eisen stellen, en ook voor eventueel gezelschap, verwijs ik
naar het item actueel vivarium en de
foto-info-pagina's 33, 34,
35 en 36
met een aardige selectie Midden-Amerikaanse cichliden. Aqualog:Southamerican
cichlids III, Verlag A.C.S. GmbH
Literatuur:Paul
V.Loiselle (1978): "Zwei lebende Edelsteine aus dem Land der Maya's"
Datz 2 (31) Ernst Sosna: Weites Land und Wenig Wasser. Yucatan.TI, Aquaristik
Fagmagazin nr 146 August/Sepember 1999 Wolfgang Staeck en H. Linke:
Amerikanische
cichliden II Tetra-Verlag Wolfgang Staeck: Handboek voor cichlidenliefhebbers
Thieme Zutphen |
|